
Op 17 november 2017 vierde het Agoratheater zijn veertigjarig bestaan met een spetterende voorstelling van Ellen ten Damme. Ook genoten we van een komisch en ontroerend optreden van theatermaker Fred Delfgaauw. Ik was als stadsdichter uitgenodigd om mijn jubileumgedicht voor de Agora voor te dragen. Van jongs af aan bezoek ik de Agora, dat was al in de tijd dat het theater nog zijn oude gebouw had, compleet met zwembad en bibliotheek. Theater heb ik altijd fascinerend gevonden, vooral als sociale aangelegenheid: Je gaat met je vrienden, familie, geliefde naar het theater voor een magische avond om het leven van alledag even te ontvluchten.
Agora
De stad ligt in katzwijm,
licht op in de schemer.
Met elke pas, ons schaduwspel,
de echo van je hoge hakken
doorbreken we de vierde wand,
het schijnbare tableau vivant,
betreden de magische diamant
en laten onze kaarten scannen.
Daarbinnen resoneert de lach,
de snik, het inzicht, de catharsis,
de troost na een lange werkdag:
spanning voor de ontspanning.
De mise-en-scène van de stad,
het decor van kamer en kantoor
ruilen we in voor echte illusies
en houden ons een spiegel voor.
Wie ben jij eigenlijk en wie ik,
spelen we een toeschouwer,
schouwen we een speler toe,
zijn we soms het dansen moe?
We praten wat over dit en dat,
drinken een glas chardonnay
en tree voor tree dalen we af
naar onze zetels in de rode zaal.
De tijd gaat in, ’t doek gaat op,
’t licht gaat uit, de spot gaat aan.
De spelers doen niet meer alsof,
herleven een fictief bestaan.
Hamlet’s vader gaf de geest,
Polonius is er nu ook geweest,
Ophelia verdrinkt zich in ’n beek
en de tragedie is compleet.
Maar tussen de bedrijven door,
je hand, je fluistert in m’n oor:
‘onze twisten zijn los zand alleen,
ik hou van jou, houw ik in steen.’